De Rechtbank Amsterdam oordeelt dat ‘generieke kenmerken’ van renteswaps onvoldoende grondslag bieden voor een (on)rechtmatigheidsoordeel van het handelen van banken bij het verstrekken van of adviseren over rentederivaten. In haar uitspraak sluit de Rechtbank Amsterdam nauw aan bij een eerdere uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant. Collectief procederen over renteswaps lijkt hiermee definitief van de baan.
In bovengenoemde zaak procedeert een commerciële claimpartij namens meerdere MKB’ers. De advocaat van de claimpartij verzoekt de rechtbank onder meer om een algemeen rechtmatigheidsoordeel over de geschiktheid van renteswaps voor MKB’ers en het handelen van banken in dat kader. Hiertoe voert hij, volgens de rechtbank, een grote hoeveelheid producties (bewijsstukken) aan die vooral ,,een bloemlezing [bieden] van veel algemene informatie die in de afgelopen jaren is verschenen over de renteswap.’’
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de claimpartij niet bevoegd is om de procedure te voeren. Voor een collectieve claim bepaalt de wetgever namelijk dat een de belangen van gedupeerden moeten worden vertegenwoordigd door een stichting, niet door een andere (commerciële) organisatie.[1] Ten tweede –belangrijker- stelt de rechtbank vast dat geschillen over renteswaps zich niet lenen voor collectieve behandeling. Aan de hand van de eerde genoemde uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant overweegt de Amsterdamse rechtbank (rechtsoverweging 4.8.) :
,,Zoals de rechtbank Oost-Brabant overwoog in haar vonnis van 29 juni 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:3383, r.o. 5.28 e.v.), is het handelen van verschillende lokale banken gedurende alle jaren in alle afgesloten rentederivaten niet voldoende eenvormig geweest om dit handelen in algemene zin te kunnen beschrijven en beoordelen. Ook kan dat handelen alleen worden beoordeeld binnen de context waarbinnen dat handelen heeft plaatsgevonden. Tot die context hoort ook de persoon van de klant.’’
Concluderend vervolgt de Rechtbank Amsterdam:
,,De rechtbank sluit zich in deze vergelijkbare zaak aan bij dit oordeel [het oordeel van de Rechtbank Oost-Brabant] en maakt dit tot het hare. Claim Participants heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat dit voor de bij haar aangesloten ondernemers of bij het handelen van ABN AMRO anders is. Ook in het grote aantal aangevoerde argumenten over de “generieke kenmerken” van de renteswap die deze tot een ongeschikt product voor een MKB-er zouden maken, ziet de rechtbank geen aanleiding om te komen tot een verstrekkend algemeen oordeel. Of de kenmerken van een renteswap al dan niet passend zijn voor de situatie van een ondernemer, hangt immers ook af van de financiële situatie van die ondernemer, de vooruitzichten voor de toekomst op het moment van het afsluiten en de individuele gesprekken die al dan niet hebben plaatsgevonden en de inhoud daarvan.’’
Het recent gepubliceerde vonnis geeft twee belangrijke lessen voor de procespraktijk. Allereerst ligt een collectieve actie niet voor de hand bij geschillen over complexe financiële producten. Ten tweede wint de gedupeerde MKB’er een rechtszaak niet door aan te tonen dat een complex financieel product (veel) negatieve kenmerken en risico’s bezit. Minstens zo belangrijk is het bewijs dat de aanbieder of adviseur het product niet aan de MKB’er had mogen verstrekken, omdat het product niet passend was in diens situatie.
Kort en goed: als u als MKB’er schade heeft geleden door de aanschaf van een rentederivaat, dan doet u er verstandig aan geen collectieve claimpartij in te schakelen. Laat u beter adviseren door een deskundig adviseur die uw individuele belangen behartigt. Een goed adviseur zal dan beoordelen of het verstandig is om te procederen of om een coulancevergoeding onder het Uniform Herstelkader Rentederivaten af te wachten.
Wilt u inzicht in uw positie? Sieben Advocaten adviseert u graag tijdens een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.
[1] Zie voor bijbehorende wetsbepaling artikel 305a van het Derde Burgerlijk Wetboek.
Terug naar overzicht